[Hervatten]
HERVATTEN, bedr. w., gelijkvl. Van het onscheidb. voorz. her en vatten: ik hervattede, heb hervat. Weder ondernemen: Maximiliaan hervat den handel der bemiddeling. Hooft. Weder bezoeken; in den daaglijkschen stijl: ik zal het eens hervatten. Van hier hervatting.