[Herknoopen]
HERKNOOPEN, bedr w., gelijkvl. Van het onscheidb. voorz. her en knoopen: ik herknoopte, heb herknoopt. Eigenlijk, weder knoopen. Meest, echter, in eenen oneigenlijken zin gebruikelijk: de gescheidene vriendschap herknoopen. Van hier herknooping.