Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 273] [p. 273] [Herbloeijen] HERBLOEIJEN, onz. w., gelijkvl. Van het onscheidb. voorz. her en bloeijen: ik herbloeide, heb herbloeid. Wederom bloeijen. Vorige Volgende