[Heimpje]
HEIMPJE, (heempje), bij Kil. heijmken, heijmelken, heempken,) verkl. z.n., o., des heimpjes, of van het heimpje; meerv. heimpjes. Zoo noemt men, in Gron., Friesl., en elders, eene soort van krekels, die zich op warme plaatsen, als bij bakkersovens, enz., schuilhouden. Van heim, heimelijk.