Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 245]
| |
wenaangezigt, met ooren van eenen beer, en handen met vreeslijke klaauwen gewapend; van het gr. ἁμπυη. Roofzuchtige harpijen. Vollenh. De Dichters bedienen zich inzonderheid van dit woord, als zij de onheilen van den twist, onder dit beeld, kragtig voorstellen. Een twistharpij, die 't stil gemoet ontsteekt in toorn. Hoogvl. |
|