[Gondel]
GONDEL, z.n., vr., der, of van de gondel; meerv. gondels. Een vaartuig, waarvan men zich, in Italie, en vooral te Venetie, bedient, zonder zeiltuig, met eenen zeer spitsen achter- en voorsteven. Gij zult ter stroompoorte uit met eenen gondel ijlen naer Vader Changus. Vondel. Van het ital. gondola.