[Gewormte]
GEWORMTE, z.n., o., des gewormtes, of van het gewormte; zonder meerv. Wormen. Het woord is meest gebruikelijk van zulke wormen, die in des menschen ligchaam huisvesten. - Hij wordt van het gewormte bijna verteerd. Vooral van de wormen des grafs; na mijnen dood word ik eene prooi voor het gewormte.