[Gewijze]
GEWIJZE, van wijs, wijze, met het voorgevoegde ge. Men bedient zich van dit woord alleen achter andere naamwoorden, om de wijs, gelijkheid van iets aanteduiden: trapsgewijze, kringsgewijze. - Zoo rukt hij kruisgewijs enz. Vond. Anders bezigt men ook wel wijze alleen, zonder ge: trapswijze vordering - de vormswijze beweging van de darmen.