Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 153]
| |
kan aan Hem, die een zuivere Geest is - of, die Hem niet gevallen - of, in zijn oog niet gevallen kan. Zich eene zaak laten gevallen, met iets tevreden zijn. Gevallen wordt ook als een zelfst. naamw. van het onz. geslacht, zonder meerv., gebezigd: geen gevallen in eene zaak hebben. |
|