[Geslagen]
GESLAGEN, verl. deelw. van slagen, nu slaan. Het is van geslagen koper gemaakt. - Hij is tot ridder geslagen; welke spreekwijs ontleend is van eene bijgeloovige gewoonte, in in de middeleeuwen, wanneer iemand, die tot die waardigheid verheven werd, op gebogene knieen moest zitten, en eenen ligten slag, met een bloot zwaard, op de linker schouder, of van den koning zelven, of van des konings eersten bevelhebber, ontving. - Een geslagen vijand is een gezworen vijand.