[Gergel]
GERGEL (girgel), z.n., m., des gergels, of van den gergel; meerv. gergels. De inkerving, de keep, welke een kuiper aan het ondereinde der duigen van een vat maakt, waarin de bodem sluit. Gergel, girgel, cirkel, girgillus, gijrus, gijrare behooren tot eenen oorsprong.