Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Gebuur] GEBUUR, zie buur. Het voorvoegsel ge duidt alleen aan de betrekking op eenen anderen buur. Het meerv. is ook gebruikelijk. De gezamenlijke geburen besloten. Van hier gehuurschap. Vorige Volgende