[Gebeuren]
GEBEUREN, onpers. w., gelijkvl. Het gebeurde, het is gebeurd. Geschieden, voorvallen: hoe dikwijls gebeurt het, dat deugnieten, hier, ongestraft blijven! Ook wordt het gebruikt voor te beurt vallen: dat zoo groot eenen man geen bekwamer schrijver moght gebeuren. G. Brandt. Dat het voorzetsel ge niet tot den wortel dezes woords behoort, leert de gemeene spreektrant: het beurt vaak. Het is afgeleid van baren, beren, voor den dag brengen. Van hier gebeurtenis, gebeurlijk, gebeurlijkheid.