[Gebabbel]
GEBABBEL, z.n., o., des gebabbels, of van het gebabbel; zonder meerv. De daad van babbelen, de babbeling. Het fijne onderscheid ligt, daarin, dat het gebabbel eene aanhoudende babbeling is, daar de babbeling slechts de daad aanwijst, het babbelen. Even daarom is het in de natuur der zaak gegrond, dat het gebabbel geen meervoudig getal heeft, daar de babbeling een meerv. toelaat. Zie verder babbelen.