[Gaande]
GAANDE, deelw. van gaan. De gaande en komende man. Hij is gaande en staande, zoo ziek niet, dat hij het bed behoeve te houden. Gaande zijn - gaande worden, zijn spreekwijzen, van ligt toornige menschen gebruikelijk. Zoo ook is iemand gaande maken, deszelfs driften in beweging brengen. Iemand - een werk, gaande houden, aan den gang houden. Het schip raakt gaande, spoelt van zijn anker. Wat is er gaande? Wat is er te doen?