Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L (1802-1803)

Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

(1802-1803)–P. Weiland– rechtenstatus


[Futselen] FUTSELEN, onz. w., gelijkvl. Ik futselde, heb gefut-
[pagina 64]
seld. Iets langzaam doen, beuzelen. Van hier futseling Zamenstell.: futselwerk. Kil. heeft ook futselboek, het futselboek zoeken, fingere causas - moras quaerere, welke spreekwijs ook door Hooft gebezigd wordt: ende hij telkens het futselboek zoekt.