Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Flenters] FLENTERS, meerv. z.n., waarvan het enkelv. niet in gebruik is. Stukken en brokken, even als flarden: iets aan flenters scheuren. Waarschijnlijk van het oude flinder, fragmenta lapidum. Vorige Volgende