[Flabberen]
FLABBEREN, onz. w., gelijkvl. Ik flabberde, heb geflabberd. Klanknabootsend woord, ontleend van het geluid, welk doek, of andere ligt beweegbare stof, geeft, door den wind op en neer bewogen wordende: een welig windjen lag en flabberde in de zeilen. Hooft.