Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Erre] ERRE, arre, veroud. bijv. n w., voor gram, toornig: ende hi wert utermaten erre. Seghel. Zich erren, toornig worden. Zie arre. Eigenlijk beteekende het oul. droevig. Vorige Volgende