Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Elkander] ELKANDER, voornaamw., onbuigbaar, behalve in den tweeden naamval, elkanders. Het wordt in alle geslachten en getallen gebruikt: wij zien elkander morgen weder - de vrouwen toonden elkander hare bezigheid, en verachtten elkanders werk. Vorige Volgende