Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 16]
| |
veel eischt gij daar voor? Uitdagen: iemand voor den degen eischen. Zie uitdagen, uiteischen. Van hier eischer, eischster, eischeres, of eischerse, in den regtstijl. Oul. zeide men ook heischen. Zamenstell. opeischen, vereischen, enz. |
|