[Eeuw]
EEUW, z.n., vr., der, of van de eeuw; meerv. eeuwen. De tijd van honderd jaren: sieraden der opgaande eeuwe. Hooft. Oul. beteekende dit woord eenen langen tijd, in het gemeen; ook werd het in den zin van vaste regel, of wet, inzonderheid huwelijkswet, gebruikt. Zamenstell: eeuwfeest, eeuwspel, eeuwzang.