[Edik]
EDIK, z.n., m., des ediks, of van den edik; het meerv. is niet in gebruik. Azijn, welke benaming algemeener gebezigd wordt. Voor edik, zegt men ook, bij verkorting, eek. Van hier het in de zamenleving gebruikelijke werkw. ediken, met edik bereiden.
Edik, oul. etik, ijsl. edik, deen. ädikke, zweed. aettika, neders. Etik. Zie azijn.