[Doorweven]
DOORWEVEN, bedr. w., ongelijkvl. Van het onscheidb. voorz. door en weven: ik doorweefde, heb doorweven. Het eene door het andere weven: een met gouden bloemen doorweven kleed. Figuurl., in den verhevenen stijl: hare dagen zijn met duizend wederwaardigheden doorweven. Doórweven, met het scheidb. voorz., is voor sterk weven, aanhouden met weven, in gebruik: hij weefde maar door.