[Doorstampen]
DOORSTAMPEN, bedr. w., gelijkvl. Van het scheidb. voorz. door en stampen: ik stampte door, heb doorgestampt. Door stampen eene opening maken, verbreken: hij heeft den vijzel doorgestampt. Het eene onder het andere stampen: ik heb er kaneel doorgestampt. Ook aanhouden met stampen.