[Doorslepen]
DOORSLEPEN, bijv. n. en bijw., zijnde het verled. deelw. van het werkw. doorslijpen. Doorslepener, doorslepenst. Loos, als door slijpen gescherpt, doch meest in eenen kwaden zin: een doorslepen bedrieger. Van hier doorslepenheid. Zie doorslijpen.