Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Dertigste] DERTIGSTE, bijv. n., oul. ook drijtigste, van dertig. De dertigste man. Mijn brief was van den dertigsten der vorige maand, naamlijk, van den dertigsten dag. Bij Kero heet dit woord drizugosto, bij Notk. trizzegosti. Vorige Volgende