[Das]
DAS, z.n., vr., der, of van de das; meerv. dassen. Een halssieraad, of eene halsdekking: eene das met kant. In dezen zin wordt dit woord, veelal, vrouwlijk gebruikt, schoon het misschien hetzelfde, als het voorgaande das, zij; in welk geval ons das, voor eene halsdekking, zijne benaming zou ontleend hebben van eene voormalige gewoonte, om daartoe een dassenvel te gebruiken.