[Bullebak]
BULLEBAK; bulbak, z.n., m., des bullebaks, of van den bullebak; meerv. bullebakken. Van bul en bak, voor het aangezigt. Bullebak is, derhalve, zoo veel als stierengezigt. In de gemeenzame verkeering, wordt het voor een spook, ook voor een stuursch en afzigtig mensch, gebezigd, die iemand ligtlijk kan verschrikken: ik zie 't daar voor aan, dat de Sax en zijn bondgenooten den Zweed gaarne voor eenen bulbak zouden bezigen. Hooft.