Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Breekbeitel] BREEKBEITEL, z.n., m., des breekbeitels, of van den breekbeitel; meerv. breekbeitels. Een beitel, waarmede men breekt. Zie beitel. Vorige Volgende