[Bodenbrood]
BODENBROOD, z.n., o., des bodenbroods, of van het bodenbrood; het meerv. is niet in gebruik. Van bode, boden en brood. Bodenloon, het geschenk, welk men eenen bode geeft, die schielijkst en eerder, dan een ander, eene goede tijding brengt: ik zal bodenbrood bij u verdienen. Het, in de gemeenzame verkeering, gebruiklijke boonbrood is eene verkorting van bodenbrood. Bij Kil. komt dit bodenbrood, en bij Notk. potinbrot, in de beteekenis van het evangelie voor. Bodenbrood zou, volgends deszelfs zamenstelling, ook brood, voor de boden, of dienstboden, geschikt, kunnen beteekenen.