[Bijwezen]
BIJWEZEN, een, op deeze wijs zamengesteld, ongewoon werkw., waarvan de onbepaalde wijs, in het enkelv. en het deelw. in het meerv., als zelfstandige naamwoorden in gebruik zijn: het bijwezen, naamw., voor de tegenwoordigheid: het is, in mijn bijwezen, geschied. - De bijwezenden, aanwezenden, zij die tegenwoordig zijn: al de bijwezenden hebben het getuigd.