Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Bijnaamwoord] BIJNAAMWOORD, z.n., o., des bijnaamwoords, of van het bijnaamwoord; meerv. bijnaamwoorden. Bijvoeglijk naamwoord. Zie Inleid. bl. 104, env. Vorige Volgende