Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D
(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 399]
| |
afzien. Op sommige plaatsen heeft bidden de beteekenis van ter begravenis uitnoodigen; en dan is het hiervan gemaakte bidder iemand, die vrienden en bekenden, ter uitvaart van een lijk, noodigt. Zie aanspreker. Oul. werd bidden ook met den derden naamval gebezigd: eer bidd' ic der Coninginne. L.v. Velth. Van hier ook bidder, bidplaats, bidster, biduur. |
|