[Bewerpen]
BEWERPEN, (bij Kil. ook beworpen) bedr. w., ongelijkvl. Van het onscheidb. voorz. be en werpen: ik beworp, (bewierp) heb beworpen. Eigenlijk, hetzelfde als begooijen, werpende bereiken. Verder, ontwerpen, schetsen: bewerpt daarop de stad Jerusalem. Bybelvert. Oul. ook voor bestrijken: een muer, beworpen met calck. Byb. 1477.