Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 362] [p. 362] [Beschimmelen] BESCHIMMELEN, onzijd. w., gelijkvl. Van het onscheidb. voorz. be en schimmelen: beschimmelde, is beschimmeld. Alles beschimmelt hier. Beschimmeld brood. Van hier ook beschimmeling. Vorige Volgende