Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D
(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 356]
| |
in den zin van roemen, zeer roemen, gebruiklijk moog geweest zijn. Beroemder, beroemdst. Met roem bekend, vermaard: een beroemd man. Hij is zeer beroemd - zich beroemd maken. Van hier ook beroemdheid. |
|