[Beregenen]
BEREGENEN, bedr. w., gelijkvl. Van het onscheidb. voorz. be en regenen. Dit woord wordt alleenlijk in den lijdenden vorm gebezigd: beregend worden en zijn - door den regen nat gemaakt worden: wij zijn, op de reis, geheel beregend geworden.
Beregenon komt reeds bij Notker voor.