Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 348] [p. 348] [Beneenen] BENEENEN, (bij Kil. ook beneen) bedr. w., van het onscheidb. voorz. be en neenen, van neen. Neen zeggen, ontkennen, het tegengestelde van bejaen. Vorige Volgende