Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Bekouten] BEKOUTEN, bedr. w., gelijkvl. Van het onscheidb. voorz. be en kouten: ik bekoutte, heb bekout. Bepraten. Vorige Volgende