[Behandelen]
BEHANDELEN, bedr. w., gelijkvl. Van het onscheidb. voorz. be en handelen: ik behandelde, heb behandeld. Eigenlijk, met de handen aanraken, door de handen laten gaan: dat boek is zeer behandeld. Figuurlijk, met den geest bearbeiden: een fraai onderwerp behandelen. Zich omtrent iemand gedragen: hij heeft mij slecht behandeld. Van hier ook behandeling.