[Bedrog]
BEDROG (oul. ook drog), z.n., o., des bedrogs, of van het bedrog; zonder meerv. Eene bedrieglijke handeling: een mensch, vol list en bedrog. Zonder bedrog. Een heilig bedrog, wanneer men, met zoogenoemde goede oogmerken, en uit godsdienstigheid, de waarheid verbergt, of iemand misleidt.