[Bedenklijk]
BEDENKLIJK, bijv. naamw. en bijw.: bedenklijker, bedenklijkst. Wat bedacht, of uitgedacht kan worden: ik heb alle bedenklijke middelen daartoe aangewend. Wat bedenken, nadenken, of overleg vordert: dat is eene bedenklijke zaak. Insgelijks, verdacht, gevaarlijk: die onderneming komt mij bedenklijk voor. H. d. Groot gebruikt voor bedenklijk, ook bedenkbaar. Zie lijk. Van hier ook bedenklijkheid.