Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D
(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 299]
| |
voorz. be en bolwerken: ik bebolwerkte, heb bebolwerkt. Met bolwerken versterken: eene stad bewolwerken. Overdragt., en in den gemeenen spreektrant: ik zal dat wel bebolwerken, doen, uitvoeren, klaar maken. Van hier ook bebolwerking. |
|