Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Barnsteen] BARNSTEEN, (bernsteen), z.n., m., des barnsteens, of van den barnsteen; meerv. barnsteenen, wanneer van verschillende soorten gesproken wordt. Van barnen, dus genoemd, als ligt vlam vattende. Zie amber. Vorige Volgende