[Balling]
BALLING, z.n., m. en vr., des ballings, of van den balling, der, of van de balling; meerv. ballingen. Zie over het gemeene geslacht van dit woord, Aankomeling. Het is zamengetrokken van banneling. Gebannene: hij moet als balling omzwerven. In het gebruiklijke balling 's lands heeft eene uitlating plaats, en het wordt gesteld voor balling, d.i. banneling, of gebannen, buiten de grenzen des lands.