[Armborst]
ARMBORST, (bij Kil.) z.n., v., der, of van de armborst; meerv. armborsten. Eene verbeterde soort van hand- en voetbogen, met eenen drukker, door middel van welken men de pees doet afschieten: eñ sie maecten armborsten. Bijb. 1477. Na de uitvinding van de vuurroeren, of het tegenwoordige schietgeweer, zijn de armborsten buiten gebruik geraakt.
In het middeleeuwsche lat. arcubalista, arbalista, fr. arbalête, deen. Armbosse, zweed. arborst. Dit woord schijnt, door eene bedorvene uitspraak, van het lat. arbalista gekomen te zijn.