Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Armbezorger] ARMBEZORGER, z.n., m., des armbezorgers, of van den armbezorger; meerv. armbezorgers. Van arm, voor armen, en bezorger; ook armmeester, d.i., iemand, die [pagina 255] [p. 255]tot verzorging, of bedeeling der armen aangesteld is. Vorige Volgende