[Armband]
ARMBAND, z.n., m., des armbands, of van den armband; meerv. armbanden. Van arm en band. Een sieraad, welk in banden, of kettingen bestaat, en door de vrouwen aan hare armen plagt gedragen te worden. Deze soort van opschik is van eenen zeer hoogen ouderdom, doch heeft, door den tijd, aanmerklijke veranderingen ondergaan. De Romeinen kenden dezelve, onder den naam armilla, bij de Gothen heet zij armelior, van melia, keeten, en bij de Alemannen armpouch, arampouc.