[Anderhalf]
ANDERHALF, anderhalve, onverbuigbaar telwoord, beteekenende een en een half: anderhalf pond, anderhalve maat.
Anderhalf is zamengetrokken van anderdehalf, d.i. ter helft van de tweede; want anderde beteekende, oulings, tweede. Tweehalf zou, eigenlijk, maar een zijn; en tweedhalf, of tweedehalf, is niet in gebruik.
Anderthalb komt reeds bij Notker. voor, schoon niet in de tegenwoordige beteekenis, maar voor, aan de andere zijde. Zie verder half.